Winston Churchill was de Britse staatsman die als premier van 1940 tot 1945 Hitler weerstond en daarmee een beslissende rol in diens ondergang en de geallieerde overwinning heeft gespeeld. Het lukte hem de Britse oorlogsinspanning op peil te krijgen en de Verenigde Staten daarbij tot steun te bewegen.
Churchill is een van de bekendste staatslieden van de 20e eeuw. Voor zijn aantreden als premier op zijn 64e had hij al een lange en wisselvallige carrière achter de rug, waarin hij twee maal van politieke partij wisselde. In 1901 werd hij voor het eerst verkozen in het Lagerhuis en in 1910 benoemd tot minister van Binnenlandse Zaken. Als minister van Marine en als minister van Munitie was hij betrokken bij de Eerste Wereldoorlog. Later werd hij ook minister van Financiën. Daarnaast was hij een productief en succesvol schrijver en ontving hij in 1953 de Nobelprijs voor Literatuur voor zijn geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Als een van de weinige Europeanen was hij Amerikaans ere-staatsburger.
Winston Churchill werd geboren in Blenheim Palace te Woodstock in Oxfordshire. Hij was een nakomeling van de Engelse veldheer John Churchill, de 1e hertog van Marlborough, die Blenheim Palace cadeau had gekregen als beloning voor de overwinning in de Slag bij Blenheim in 1704. Churchills vader was Lord Randolph Henry Spencer-Churchill, de derde zoon van de zevende hertog van Marlborough, die in 1886 minister van Financiën was. Net als zijn vader gebruikte Churchill alleen ‘Churchill’ als achternaam, hoewel hij officieel geregistreerd stond als ‘Spencer-Churchill’. Zijn moeder was Jennie Jerome, de dochter van de Amerikaanse miljonair Leonard Jerome.
Winston Churchill als jong politicus in Amerika.
In 1910 werd Winston Churchill benoemd tot minister van Binnenlandse Zaken en diende hij een verzoek in om ongeveer 100.000 “geestelijk gedegenereerde” mensen te steriliseren en een paar duizend anderen te laten werken in op te richten staatskampen. Dit was “om het Engelse ras te redden van deze zich voortplantende inferieuren.” In de in 1913 aangenomen wet werd de mogelijkheid tot sterilisatie geschrapt. Als minister van Binnenlandse Zaken was Churchill tegenstander van het vrouwenkiesrecht, wat er zelfs toe leidde dat een suffragette hem fysiek aanviel.
In 1911 werd hij benoemd tot minister van Marine (First Lord of the Admiralty). Hij zou in deze functie actief blijven tot in de Eerste Wereldoorlog. Gedurende deze tijd was hij als lid van het ‘Committee of Imperial Defense’, samen met onder anderen de minister van Buitenlandse Zaken Edward Grey, betrokken bij de voorbereiding van de Britse strijdkrachten op de dreigende oorlog in Europa. Winston Churchill en de First Sea Lord (chef-staf van de Marine) prins Lodewijk van Battenberg zorgden ervoor dat de reusachtige Britse vloot in de zomer van 1914 na oefeningen niet uiteenviel en zo bij het uitbreken van de oorlog direct inzetbaar was. Hij speelde in die tijd een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de eerste Britse tank, de Mark I.
In de Eerste Wereldoorlog was Churchill als minister van Marine erg ambitieus om de Centrale mogendheden aan te vallen. Zo was hij in 1915 medeverantwoordelijk voor de rampzalige Gallipoli-landingen bij de Dardanellen, die bedoeld waren om de hoofdstad van de Ottomaanse bondgenoot van Duitsland te veroveren en een bevoorradingsroute naar bondgenoot Rusland open te leggen. Aan Britse en Franse zijde waren hierbij niet minder dan 220.000 doden, gewonden en vermisten te betreuren (voor het Ottomaanse Rijk was dit getal ongeveer 250.000). Dit bezorgde hem bij zijn critici de bijnaam “slager van Gallipoli”. Hij nam een groot deel van de verantwoordelijkheid op zich door af te treden als minister van Marine, hoewel de hoofdschuldigen voor de mislukking de plaatselijke bevelhebbers waren. Toen er spoedig daarna een regering gevormd werd, die uit alle partijen bestond, werd Winston Churchill kanselier van het Hertogdom Lancaster (Chancellor of the Duchy of Lancaster), een minder belangrijke post. Churchill voelde zich daar niet op zijn plaats, nam al snel weer ontslag uit de regering en voegde zich bij het leger. Hij diende aan het westelijk front als bevelhebber van een Schots bataljon te Ploegsteert, maar bleef lid van het Lagerhuis.
Winston Churchill inspecteerd een groep Royal Navy Cadets tijdens hun training in 1912.
In 1917 werd hij benoemd tot minister van Munitie. Toen de Eerste Wereldoorlog afgelopen was, werd hij tevens aangesteld als minister van Oorlog en minister van Luchtvaart. Hij stelde in 1919 voor om gifgas te gebruiken “als experiment tegen weerspannige Arabieren.” In zijn ogen was het gebruik van chemische wapens slechts “de toepassing van de westerse wetenschap op moderne oorlogsvoering.” Het was dan ook een betrekkelijk nieuw wapen, dat tijdens de Eerste Wereldoorlog met wisselend succes was gebruikt door de Duitsers, de Fransen en de Britten. Ook was hij er voorstander van om in te grijpen in de Russische Revolutie. Hij zag het als zijn persoonlijke queeste om het bolsjewisme “te wurgen bij de geboorte”. Hij werd hierna benoemd tot minister van Koloniën en was de ondertekenaar van het Anglo-Iers Verdrag van 1921, waarmee de Ierse Republiek onafhankelijkheid werd verleend.
In oktober 1922 werd bij Churchill de blindedarm verwijderd. Toen hij na de operatie bijkwam, was de regering inmiddels gevallen en waren er verkiezingen uitgeschreven. Bij deze verkiezingen verloor hij zijn zetel voor het kiesdistrict het Schotse Dundee. In 1924 kwam hij, met conservatieve steun, uit voor Epping gelegen ten noorden van Londen en werd verkozen. Churchill werd nu benoemd tot Chancellor of the Exchequer (minister van Financiën). In 1925 werd hij weer lid van de Conservatieve Partij.
Bij de verkiezingen van 1929 werden de Conservatieven verslagen. Door interne meningsverschillen werd Churchill geen leider van de partij. Toen de eerste Labour-premier Ramsay MacDonald een coalitieregering vormde, was er geen plaats voor Churchill, die toen zijn tijd verder besteedde aan schrijven. Na 1933 was hij een van de weinigen in zijn land die konden en wilden inzien dat de opkomst van nazi-Duitsland tot een nieuwe oorlog zou leiden en die pleitte voor een sterker leger. De slachtpartijen van de ‘Great War’ lagen echter nog zo vers in het geheugen, dat velen de realiteit niet onder ogen wensten te zien. Churchill was een fel tegenstander van premier Neville Chamberlains Appeasementpolitiek. Zijn positie als roepende in de woestijn werd nog erger toen hij partij koos voor Eduard VIII bij diens dramatische keuze voor een huwelijk met de gescheiden vrouw Wallis Simpson, wat Eduard uiteindelijk de troon kostte.
In 1937 schreef Churchill het pas 70 jaar later opgedoken controversiële artikel How The Jews Can Combat Persecution, dat verboden werd voor publicatie. Hierin nam hij het de joden onder meer kwalijk dat ze niet wilden integreren, dat ze te veel rente rekenden voor leningen (met gebruik van de term “Hebreeuwse bloedzuiger”) en dat ze daardoor hun vervolging zelf min of meer in de hand hadden gewerkt. Zijn gedachten hieromtrent stemden in dit opzicht overeen met die van de Britse fascistische partij BUF, Oswald Mosleys British Union of Fascists; deze partij was een jaar eerder opgericht en leidde indertijd anti-semitische rellen in de Londense Cable Street. Desalniettemin was Churchill geen extreem antisemiet en correspondeerde hij veel met joodse en zionistische prominenten. In de periode dat de Duitse ambassadeur Joachim von Ribbentrop in Londen was kwam het bij een diner tot een incident, toen Churchill opmerkte dat “het stompzinnig was om mensen te beoordelen op basis van toevalligheden zoals geboorte”.
Het schijnbare succes en de grote populariteit van Chamberlains appeasementpolitiek drukte Churchill in de politieke marge. Waarschijnlijk mede hierdoor maakte hij een periode van depressies door. Op 1 oktober 1938, de dag na de triomfantelijke terugkeer van Chamberlain uit Berlijn, zwaaiend met het inmiddels beruchte papiertje en de belofte van “peace with honour, peace for our time”, kreeg Churchill bezoek van Guy Burgess – naar later zou blijken toen al mol voor de Sovjet-Unie en lid van de Cambridge Five. Burgess – zelf ook een groot tegenstander van Hitler en van fascisme in het algemeen – scheen in de uren bij Churchill te hebben bereikt dat deze zijn wil herwon om terug te keren in de politiek om Hitler te weerstaan. Churchill gaf Burgess als dank hiervoor een gesigneerd exemplaar van een boek met zijn toespraken en de belofte dat Burgess altijd bij Churchill zou mogen aankloppen voor hulp.
Churchill had vaak te kampen met een depressie. Hij had vaak de nood om in de belangstelling te staan en had moete met het verlies van macht. Toch had hij altijd een grote drijfveer om terug te slaan.
Toen op 1 september 1939 de oorlog uitbrak, die Chamberlain had willen voorkomen, werd hij benoemd tot minister van Marine (First Lord of the Admiralty). Toen Chamberlain na rampzalige nederlagen in Noorwegen op 10 mei 1940, toen de Duitsers aan het Westelijk Front hun opmars begonnen, als premier aftrad, werd hij opgevolgd door Churchill. Zijn vriend, vertrouweling en krantenmagnaat Max Aitken, werd benoemd tot toezichthouder over de vliegtuigproductie.
Op 30 oktober 1939 voer Winston Churchill met twee admiraals op het slagschip HMS Nelson in de buurt van de Orkney-eilanden, begeleid door HMS Rodney en HMS Hood en tien torpedojagers. Kapitein Wilhelm Zahn van de Duitse duikboot U-56 lanceerde onder water drie torpedo’s die tegen de scheepsromp van HMS Nelson insloegen, maar ze explodeerden niet door defecte magnetische ontstekers. Kapitein Zahn dook weg en trok zich neerslachtig terug in zijn hut en stuurde pas later een bericht naar admiraal Karl Dönitz, die bij een snel bericht een andere duikboot had kunnen sturen.
Kort voor de Slag om Engeland sprak hij deze legendarische woorden tot het Britse volk:
We shall defend our island, whatever the cost may be, we shall fight on the beaches, we shall fight on the landing grounds, we shall fight in the fields and in the streets, we shall fight in the hills; we shall never surrender.
Door zijn persoonlijke vriendschap met de president van de Verenigde Staten Franklin Delano Roosevelt was het Verenigd Koninkrijk verzekerd van de aanvoer van goederen via de Atlantische Oceaan. Het Verenigd Koninkrijk moest zich voor deze goederen wel diep in de schulden steken. Om de financiële situatie niet al te zeer aan te tasten, werd tussen het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten de Lend Lease-constructie bedacht: het Amerikaanse leger kreeg vrij toegang tot het Verenigd Koninkrijk en de koloniën hiervan om aldaar legerbases op te zetten.
Winston Churchill richtte de Special Operations Executive (SOE) op, die operaties in vijandelijk gebied uitvoerde. Deze SOE viel onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Oorlog, dat geleid werd door Hugh Dalton. Ook de commando’s werden opgericht. De meeste Special Forces in de wereld zijn georganiseerd naar het voorbeeld van deze commando’s.
Sommige van Churchills militaire acties werden later controversieel genoemd. Tijdens de Grote Bengaalse Hongersnood van 1943 kon Churchill op zijn best onverschillig genoemd worden en er werd later gezegd dat hij er misschien (doordat hij niets deed) medeplichtig aan was. In Brits-Indië werd echter de dreiging van de Japanse troepen, nadat die Brits Birma ingenomen hadden, steeds groter. In 1943 besloot Churchill Hamburg te laten bombarderen met brandbommen, waarbij ten minste 48.000 burgers om het leven kwamen. Vervolgens huurde hij Britse wetenschappers in om voor een grotere Duitse stad “een andere weersvoorspelling te doen”, daarmee verwijzend naar de vuurstorm die door het bombardement op Hamburg was veroorzaakt. Ook het bombardement op Dresden in februari 1945 was later omstreden. Dresden was geen militair doelwit en tienduizenden burgers kwamen om. Churchill schreef later in zijn mémoires dat hij de illusie had dat Dresden “een communicatiecentrum voor het oostfront” vormde.
Een stapel van verkoolde brugers na de bombardementen op de Duitse stad Dresden.
Winston Churchill was ook een van de drijvende krachten achter de verdragen die de grenzen van de Europese en Aziatische landen van voor de Tweede Wereldoorlog veranderden. De grens tussen Noord-Korea en Zuid-Korea werd voorgesteld op de conferentie van Jalta, zoals ook de verwijdering van Japanse troepen uit dat gebied. Voorstellen voor de Europese grenzen werden pas gedaan in 1943 door Roosevelt en Churchill. De uiteindelijke schikking werd te Potsdam gedaan door Churchill, Stalin en Truman.
Een onderdeel van de uiteindelijke schikking was het overbrengen van Duitsers uit het betreffende gebied. De exacte getallen van de verplaatsingen van bevolkingsgroepen over de Duits-Poolse en Pools-Russische grenzen waren later moeilijk te bepalen, maar het waren vooral miljoenen Duitsers, die met geweld uit hun voormalige Ostgebiete werden verdreven. Churchill en zijn minister van Buitenlandse Zaken Anthony Eden waren hier fel tegen, want zij voorzagen dat het onttrekken van de oostelijke graangebieden aan Duitsland in dat land binnen de kortste keren tot hongersnood zou leiden. De kwestie bleef echter liggen tot na de Britse verkiezingen van 25 juli, die Churchill nog tijdens de Conferentie van Potsdam van het toneel deden verdwijnen. De Russen gingen later gewoon door met het verdrijven van de Duitse bevolking tot over de Oder en de Oostelijke Neisse, en plaatsten de Britten en de Amerikanen aldus steeds meer voor een voldongen feit.
Heb je een taal- of schrijffout opgemerkt? Laat het ons weten, zo wordt onze berichtgeving alleen maar beter. Wij gaan hier zo snel mogelijk mee aan de slag. Je persoonlijke gegevens worden vertrouwelijk behandeld.
Fout meldenGebruik kortingscode DDAYINFO en krijg overal 30% korting op.
Deze website maakt gebruik van Cookies om het gebruiksgemak te vergroten. Door op ‘Ok’ te klikken, geef je toestemming voor het gebruik ervan.
Meer info? Lees onze privacyverklaring en cookieverklaring.