De weken voor D-day werd er een enorme prestatie geleverd door een groep meteorologen om een zo goed mogelijk tijdstip te vinden om de invasie in te zetten en de weersvoorspelling van D-day zelf te bepalen. De eisen aan de gestelde weersverwachtingen waren zo hoog en complex, dat dit in die tijd flinke ruzies veroorzaakten tussen de verschillende meteorologen.
In de twintigste eeuw is het vooral de ontwikkeling van de luchtstrijdkrachten geweest die de meteorologische berichtgeving voor de commandovoering van groot belang maakte. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd de internationale uitwisseling van weerwaarnemingen gestaakt. De strijdende partijen voorzagen zichzelf zoveel mogelijk van informatie door eigen krijgsmachtonderdelen, zoals meteorologische luchtverkenningen en marineweerschepen. Onder deze omstandigheden moest Generaal Eisenhower zijn verstrekkende besluit nemen tot de geallieerde invasie op de Normandische kust (met codenaam ‘Operation Overlord’), waarbij het weerbericht mede van cruciaal belang was.
Al in de zomer van 1943 waren de geallieerden druk bezig met de logistieke dilemma’s en onvoorstelbaar ingewikkelde details van een militaire invasie in West-Europa. De meteorologische voorbereiding werd in eerste instantie getroffen door het (civiele) British Meteorological Office vanuit de omgeving van Londen. Later werd er een meteorologengroep samengesteld uit zowel Britse als Amerikaanse meteorologen. Uiteindelijk werd er een afvaardiging gevormd vanuit de landmacht, de luchtstrijdkrachten en de marine. Er ontstonden zo drie centrale weerdiensten op verschillende plaatsen in Engeland die via speciaal beveiligde telefoonverbindingen communiceerden
Leden van de 518de Squadron. Ze vlogen bijna iedere dag vanuit West-Schotland naar de Atlantische oceaan ongeacht het weer. Op die manier verzamelden ze data en gegevens voor het British Meteorological Office.
Bij de voorbereidingen moest men met een breed scala van klimatologische factoren rekening houden. In de eerste plaats was er een zeer gevarieerd aanbod van volstrekt nieuw materiaal zoals amfibische tanks en speciale landingsvaartuigen die de eerste golf van aanvalstroepen vrijwel op het strand konden afzetten. Tegelijkertijd zouden gespecialiseerde eenheden zoals luchtlandingstroepen, squadrons voor precisie bombardementen en raketjagers voor het bestoken van gronddoelen worden ingezet. Het overbrengen van de reusachtige grondstrijdmacht zou het uiterste vergen van de Marine. Het was dan ook voor de meteorologen onmogelijk om eenduidige condities vast te stellen waaraan het weer tijdens de invasie en de daaropvolgende dagen voor de verschillende eenheden zou moeten voldoen.
Op zondag 28 mei werd de eerste weersvoorspelling van D-day gepresenteerd. Via de speciaal beveiligde telefoonverbindingen werden per dag twee telefoonconferenties gehouden, om 4 uur in de ochtend en om half tien in de avond. Men was in eerste instantie zeer optimistisch. Al enkele weken achtereen zorgden uitlopers van het Azoren-hogedrukgebied voor fraai en stabiel weer. Unaniem was men van mening dat het gunstige weer meerdere dagen achtereen zou aanhouden. Echter op dinsdag 1 juni begon het echte werk voor de weerkundigen. En dan niet alleen omdat D-day naderde, maar vooral vanwege de ontwikkelingen op de weerkaart.
Men had in die tijd nog geen beschikking over standaard bovenluchtwaarnemingen, laat staan satellietfoto’s en weermodellen. Men was afhankelijk van de grondwaarnemingen op de Britse eilanden maar vooral die van schepen op de Atlantische Oceaan. Men stuurde overigens veel verkenningsvluchten uit om waarnemingen ten westen van de Britse eilanden te verrichten. Dit waren zeer waardevolle aanvullingen in het meetnetwerk. Op deze eerste junidag bleek dat zich geleidelijk een gordel van lagedrukgebieden ontwikkelde vanaf de oostkust van Amerika tot in het zeegebied tussen IJsland en Schotland.
De analyse die de meteorologen op 3 juni 1944 in de avonduren met de hand maakten, wekte grote zorgen bij het opperbevel, dat onder leiding stond van generaal Eisenhower. Het ‘golvende’ front tussen 53 en 60 graden Noorderbreedte bevatte meerdere depressies. Met argusogen werd er een timing gemaakt waarop het koufront ten westen van depressie nummer 2 zou gaan afzakken tot over de Britse eilanden en het Kanaal. Als het front in de periode 4-7 juni zou gaan “slepen” over het Kanaal, dan betekende dat slechte condities, met waarschijnlijk ook veel wind aan de voorzijde van het front.
Op zondagochtend spraken de verschillende meteorologen elkaar zo tegen, dat Eisenhower al zat te denken om de invasie zelfs tot 7 juni uit te stellen.
Zondagavond laat op 4 juni bleek uit de analyse dat er twee depressies waren samengesmolten tot 1 laag net ten Noordwesten van Schotland. Het daaraan verbonden koufront had flinke vorderingen gemaakt en trok die avond Engeland al binnen. Zondagavond werd duidelijk dat het koufront op maandagmiddag 5 juni het Kanaalgebied en de invasiestranden zou passeren, zodat tijdens de landing op dinsdagochtend 6 juni de condities beter zouden zijn dan aanvankelijk ingeschat. Opnieuw brak er ruzie uit tussen de weerkamers, omdat men hun zorgen uitte over depressie nummer 3 die later op woensdag 7 juni alweer voor slechte condities zou kunnen zorgen.
James Stagg
In het beslissingsproces was het volgen van de rug van hogedruk ten westen van Ierland cruciaal, hier bleven alle ogen op gericht. Extra verkenningsvluchten bevestigden de aanwezigheid van een tamelijk ruim gebied met gebroken bewolking en goed zicht dat inmiddels Ierland bereikte.
De volgende ochtend – 5 juni 1944 om 04.30 uur – werd het sein op groen gezet. James Stagg, die de leiding had over de meteorologische diensten, kon Eisenhower ervan overtuigen de landingen te laten doorgaan op 6 juni aangezien het koufront op dat moment het zuiden van Engeland was gepasseerd. De invasiemacht kon onder het wolkenpak het Kanaal overtrekken, terwijl in het westen de eerste opklaringen zichtbaar werden. Het lot van D-day werd bepaald door deze beslissing van James Stagg en de bevestiging van Eisenhower.
Tijdens de eerste landingen in de vroege uren van 6 juni was het weer boven de landingszones nog beter dan verwacht, maar er waren ook tegenslagen. Verder landinwaarts bemoeilijkten de nog aanwezige wolkenlagen vele bombardementen op strategische doelen. Boven het Kanaal en langs de stranden was de wind weliswaar afgenomen, maar ruwweg 1 Beaufort sterker dan verwacht. Op de weerkaart waren de inmiddels samengesmolten lagedrukgebieden (nummer 1/2) sterk opgevuld, maar volstrekt onvoorzien naar het zuidoosten afgebogen. Het centrum kwam boven het midden van de Noordzee te liggen. Veel stranden waren minder breed dan gedacht en op enkele stranden veroorzaakte de nog aanwezige golfslag veel ellende.
Toch was D-DAY een succes. Dit was te danken aan het enorme verrassingseffect. De Duitse legerleiding werd totaal overrompeld omdat een oversteek, waar dan ook langs de Franse Westkust, tijdens dergelijk slecht weer (zoals het was op 5 juni) voor onmogelijk werd gehouden.
Als Eisenhower D-day had uitgesteld, dan zou de eerstvolgende periode; 17-19 juni 1944 geweest zijn. Curieus is dat juist in deze periode er totaal onverwacht een windkracht 7 opstak in het Kanaal waarbij heel wat kunstmatige havens in de Amerikaanse sector verloren zijn gegaan. Een invasie in die periode had op een ramp zijn uitgelopen.
Een weerkaart met daarop de voorspellingen van 6 juni 1944.
De Duitse meteorologen in Frankrijk konden geen goed overzicht krijgen van het weer op de Atlantische Oceaan, omdat hun Marine al grotendeels was vernietigd. Verder kwamen de Duitse luchtstrijdkrachten nauwelijks meer boven het luchtruim van Engeland, vanwege de enorme verliezen die ze hadden geleden en de verhevigde strijd in het oosten van Europa. Het gevolg was dat de Duitse meteorologen de opklaringen op de bewuste dinsdagochtend nooit hebben zien aankomen!
Vanwege de goede maanstand en het getij hadden de Duitsers 5, 6 en 7 juni bestempeld als een periode met een hoog risico voor een invasie van de geallieerden. De Duitse meteorologen gingen er op basis van hun eigen analyse vanuit dat de dagen na 5 juni door het verwachte weer ongunstig zouden zijn. Men had de bewaking op de kust en offshore (via duikboten) wat teruggeschroefd. Juist in die eerste uren van 6 juni gingen er geen Duitse duikboten het Kanaal in. Zodoende konden de Geallieerden zich tot op 15 km uit de Franse kust rangschikken langs een lijn van 100 km.
Toen de Duitse generaal Rommel op 5 juni de Duitse weersverwachting voor ogen kreeg, die voorzag in aanhoudend slecht weer, rekende hij dus niet meer op een invasie. Hij vertrok dezelfde dag nog naar Berlijn om de verjaardag van zijn vrouw te vieren en met Hitler te praten!
Artikel afkomstig uit Het Weer Magazine, jaargang 5, nr. 2 uit 2004, p. 6 t/m 9
Heb je een taal- of schrijffout opgemerkt? Laat het ons weten, zo wordt onze berichtgeving alleen maar beter. Wij gaan hier zo snel mogelijk mee aan de slag. Je persoonlijke gegevens worden vertrouwelijk behandeld.
Fout meldenGebruik kortingscode DDAYINFO en krijg overal 30% korting op.
Deze website maakt gebruik van Cookies om het gebruiksgemak te vergroten. Door op ‘Ok’ te klikken, geef je toestemming voor het gebruik ervan.
Meer info? Lees onze privacyverklaring en cookieverklaring.